Ziekteverzuim door psychische klachten hoger bij vrouwen
Psychische klachten komen vooral voor bij vrouwen tot 25 jaar. In 2021 had 18 procent van alle vrouwen (12 jaar of ouder) deze klachten. Bij mannen is dit 12 procent. Het ziekteverzuim door psychische klachten is bij vrouwelijke werknemers ook hoger. Dit blijkt uit de Gezondheidsenquête van het CBS en uit de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) van het CBS en TNO.
Het aandeel van zowel mannen als vrouwen met psychische klachten is sinds 2001, het jaar dat de Mental Health Inventory-5 (MHI-5) werd toegevoegd aan de Gezondheidsenquête van het CBS, niet eerder zo hoog geweest. Bij MHI-5 wordt de psychische gezondheid bepaald aan de hand van 5 vragen die gaan over de gemoedstoestand, zoals het ervaren van neerslachtige of sombere gevoelens, het voelen van kalmte of rust, geluk, zenuwen of in de put zitten.
Onder tienermeisjes en jonge vrouwen (12 tot 25 jaar) komen psychische klachten het meest voor. In deze leeftijdsgroep geven 2 keer zoveel vrouwen als mannen aan hier last van te hebben: 24 procent tegenover 12 procent. Ook in de andere leeftijdsgroepen melden meer vrouwen psychische klachten dan mannen. Minder mannen van 65 jaar of ouder hebben deze klachten in vergelijking met mannen in de leeftijdsgroepen van 25 tot 65 jaar. Onder vrouwen van 65 jaar of ouder is het aandeel met psychische klachten lager dan in alle andere leeftijdsgroepen.
Ook psychische vermoeidheid door het werk komt meer voor onder vrouwelijke werknemers van 15 tot 75 jaar dan onder mannen: 19 procent tegen 16 procent. Onder 15- tot 25-jarigen is dit verschil nog wat groter: 16 procent van de jonge vrouwen en 9 procent van de jonge mannen hebben last van psychische vermoeidheidsklachten door het werk.
Na griep en verkoudheid zijn psychische klachten de meest genoemde reden voor ziekteverzuim op het werk. Door 7 procent van de vrouwen die verzuimen worden psychische klachten, overspannenheid en burn-out als redenen genoemd. Bij mannen is dat 5 procent. Ook het totale ziekteverzuim is hoger onder vrouwelijke werknemers (6 procent) dan bij mannen (4 procent).
