Eerder stoppen met werken tegen AOW-vergoeding

De Eerste Kamer heeft gisteravond het wetsvoorstel over keuzevrijheid in het pensioenstelsel met algemene stemmen aangenomen. Het wordt voor werknemers makkelijker om eerder te stoppen met werken.

In het pensioenstelsel komt meer ruimte voor keuzevrijheid, nu de Eerste Kamer akkoord is gegaan met het wetsvoorstel daarover van minister van Sociale Zaken Koolmees. Het wordt voor werkgevers en werknemers mogelijk om afspraken te maken over eerder stoppen met werken, zonder RVU-heffingen te betalen. Het wetsvoorstel is een uitwerking van het pensioenakkoord.

De Eerste Kamer heeft gisteravond het wetsvoorstel over keuzevrijheid in het pensioenstelsel met algemene stemmen aangenomen. Het wordt voor werknemers makkelijker om eerder te stoppen met werken. Werkgevers mogen met oudere werknemers afspraken maken om hun een uitkering ter hoogte van de AOW uit te keren. Dit mag maximaal drie jaar voor de AOW-leeftijd van de werknemer. Na het besluit om de stijging van de AOW-leeftijd en de levensverwachting meer met elkaar in balans te brengen is een belangrijke verandering in het pensioenstelsel.

RVU-heffing

Het wordt voor werkgevers dus mogelijk om met werknemers afspraken te maken over eerder stoppen met werken, zonder dat daar een heffing over betaald moet worden. Van 2021 tot en met 2025 betalen werkgevers geen heffing over regelingen voor vervroegde uittreding (RVU-heffing) tot een bedrag dat netto overeenkomt met de AOW. Werknemers krijgen dan als het ware eerder AOW, betaald door de werkgever. Zij kunnen dit zelf aanvullen, bijvoorbeeld met spaargeld of door hun aanvullend pensioen eerder in te laten gaan. Het kabinet komt hiermee tegemoet aan de zorgen van werknemers die niet hebben kunnen anticiperen op de verhoging van de AOW-leeftijd en niet gezond kunnen blijven werken tot de AOW-leeftijd.

Om werknemers meer mogelijkheden te bieden eerder te stoppen met werken wordt het aantal weken belastingvrij verlofsparen verdubbeld. Een werkgever kan extra verlof toezeggen door bijvoorbeeld overwerk of ploegendiensten te belonen met extra verlofopbouw. Het verhogen van de grens voor de werkgever om loonheffing af te dragen van vijftig naar honderd weken geeft werknemers meer mogelijkheden om eerder te stoppen met werken of tussentijds langere periodes niet te werken.

De vrijstelling van de RVU-heffing en verruiming van het verlofsparen treden met terugwerkende kracht in werking per 1 januari 2021. Naast de versoepeling van de RVU-heffing komt er een subsidieregeling voor sectoren die investeren in duurzame inzetbaarheid. Bedrijven laten nog te vaak de kans liggen om duurzame inzetbaarheid te realiseren. Een up-to-date risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) is een goed aanknopingspunt om aan duurzame inzetbaarheid te werken. Deze regeling biedt ook subsidie voor uitkeringen van werkgevers aan werknemers die doorwerken tot de AOW-leeftijd niet volhouden.

Pensioen naar voren halen

Werknemers krijgen het recht om bij pensionering maximaal tien procent van de waarde van het opgebouwde ouderdomspensioen op te nemen als ‘bedrag ineens’. De resterende levenslange pensioenuitkering gaat na opname naar evenredigheid omlaag. Het ‘bedrag ineens’ is vrij besteedbaar en biedt deelnemers de mogelijkheid om keuzes te maken die passen bij hun persoonlijke situatie. Deze keuzemogelijkheid vormt een uitdaging in de uitvoering voor pensioenuitvoerders. De inwerkingtreding van dit wetsvoorstel wordt daarom pas ingevoerd op 1 januari 2023.

Bron: Rijksoverheid

Preventie en beleid