SER stelt unaniem advies over gezond en veilig werken vast

De SER heeft op 21 december in zijn openbare vergadering een unaniem advies over het stelsel voor gezond en veilig werken vastgesteld. Een goed werkend stelsel voor gezond en veilig werken is nodig om te bereiken dat werkenden duurzaam en productief inzetbaar blijven op de arbeidsmarkt. Preventie is daarvoor cruciaal: voorkomen moet worden dat mensen door hun werk of arbeidsomstandigheden gezondheidsschade oplopen en daardoor uitvallen. Preventie loont, zowel voor de werkgever en de werkende als voor de samenleving als geheel.


Commissievoorzitter en kroonlid Ferdinand Grapperhaus stelde dat de SER met dit advies een geweldige stap voorwaarts heeft genomen. Sociale partners spreken zich hierin onder andere uit voor meer preventiebeleid en voor verbetering van de bedrijfsgezondheidszorg.

FNV-bestuurder Leo Hartveld sprak namens de drie vakcentrales. Hij onderstreepte het belang van het onderwerp door te memoreren dat er jaarlijks 200.000 flinke ongevallen zijn op het werk, 30.000 werknemers een beroepsziekte oplopen en 3000 werknemers vroegtijdig sterven door slechte arbeidsomstandigheden. Een sterke Inspectie SZW die niet alleen in de risicovolle sectoren handhaaft, is daarom essentieel. Hij uitte in dit verband zijn zorgen over de omvang van de inspectie en de kwaliteit ervan. Ook vond hij dat de onafhankelijkheid van de bedrijfsarts beter geborgd moet worden, alsmede de vertrouwelijkheid. Hij stelde met genoegen vast dat de SER in een vervolgadvies nader wil ingaan op de bedrijfsgezondheidszorg op langere termijn.

Ook LTO-voorzitter Albert Jan Maat (namens de drie centrale ondernemersorganisaties) was positief over het advies. Werkgevers en werknemers moeten samen aan goede arbeidsomstandigheden blijven werken. Bij wijze van voorbeeld wees hij op de agrarische sector. Zonder de constructieve opstelling van de vakbeweging zou het volgens hem niet gelukt zijn om het hoge ziekteverzuim in deze sector terug te dringen. Nederland heeft een hoog niveau van arbeidsomstandigheden, hoger dan het gemiddelde in de Europese Unie. Hij vroeg aandacht voor de bijzondere positie van het midden- en kleinbedrijf. Niet het voldoen aan de administratieve verplichtingen zou voorop moeten staan, maar het feitelijk op orde hebben van het arbobeleid. Er is gelukkig de afgelopen jaren al veel vereenvoudigd, constateerde hij en het voorstel van de SER voor een digitale risico-inventarisatie en –evaluatie zal hier ook aan bijdragen.

Het kroonlid Hans Kamps zag Nederland als gidsland binnen de Europese Unie op het gebied van arbobeleid. Als er een level playing field moet komen, dan wel het liefst op Nederlands niveau. Ook hij ging in op de positie van de bedrijfsarts. Deze moet niet alleen onafhankelijk zijn en vertrouwelijk met informatie omgaan, maar ook moet hij zichtbaarder en toegankelijker worden voor de werknemers. Verder moeten bedrijfsartsen meer doen aan deskundigheidsbevordering. Het tekort aan bedrijfsartsen kan worden tegengegaan door het vak aantrekkelijker te maken.

Hij onderschreef het pleidooi voor meer doelvoorschriften in plaats van middelvoorschriften. Dat past in het terugdringen van de administratieve lastendruk en onderstreept de eigen verantwoordelijkheid van sociale partners.

De voorzitters van de twee zzp-organisaties Esther Raats-Coster (Platform Zelfstandig Ondernemers) en Linde Gonggrijp (FNV Zelfstandigen) waren ook tevreden met het advies. Zij pleitten ervoor om in het al aangekondigde vervolgadvies nadrukkelijk aandacht te geven aan de positie van zzp’ers.

SER-voorzitter Wiebe Draijer gaf aan dat dit het derde unanieme advies op rij is van de afgelopen maanden. Hij ging meteen na de raadsvergadering het advies officieel aanbieden aan minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, samen met Ferdinand Grapperhaus.

Bron: SER

Beleid en overheid