Blootstelling aan gevaarlijke stoffen: samen aanpakken!

Gevaarlijke stoffen

In veel organisaties krijgt de blootstelling aan gevaarlijke stoffen niet de aandacht die het verdient. Het resultaat: onnodig veel beroepsziekten en 3000 doden per jaar. In vier stappen naar een beleid voor gevaarlijke stoffen in een organisatie.

Ook dit jaar staat weer de terugdringing van blootstelling aan gevaarlijke stoffen hoog op de agenda van het Ministerie van SZW. In het jaarplan 2020 van de Inspectie SZW wordt aangegeven dat de 1 op de 6 medewerkers op het werk te maken heeft met gevaarlijke stoffen. De Inspectie vindt dat de werkgever aantoonbaar verantwoordelijkheid moet nemen om medewerkers te beschermen tegen blootstelling aan gevaarlijke stoffen.Hier is een belangrijke rol weggelegd voor de diverse arboprofessionals binnen het bedrijf. Ook in samenwerking met bedrijfsartsen want beroepsziekten zijn nog teveel een blinde vlek binnen bedrijven en bij bedrijfsartsen. 

Dit vraagt dus om actie vanuit de positie als preventiemedewerker en aan de medezeggenschap heb jij een belangrijke partner. De arbowetgeving geeft belangrijke aanknopingspunten die je goed kunt gebruiken als arboprofessional. Daarnaast is het de OR die je kan steunen vanuit hun rechten op basis van de Wet op de ondernemingsraden (WOR). Denk hierbij aan het instemmingsrecht, het initiatiefrecht en het recht op informatie.

Stappenplan terugdringen van blootstelling aan gevaarlijke stoffen 

In de arbowetgeving zijn een flink aantal verplichtingen opgenomen in het kader van het tegen gaan van blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Dit zijn: 

  • De risico-inventarisatie- en evaluatie (RI&E) en nader onderzoek naar blootstelling aan gevaarlijke stoffen waarbij de aard, de mate en de duur van de blootstelling in kaart wordt gebracht.
  • Het vaststellen van grenswaarden van gevaarlijke stoffen door de werkgever wanneer er geen wettelijke grenswaarden zijn vastgesteld.
  • Diverse extra verplichtingen bij blootstelling aan kankerverwekkende, mutagene stoffen en reproductietoxische stoffen (CMR-stoffen) zoals: register van blootstelling met hierin en lijst van werknemers die worden of kunnen worden blootgesteld aan deze stoffen en een onderbouwing voor het gebruik van deze stoffen.
  • Het toepassen van de arbeidshygiënische strategie: de STOP strategie (Substitutie, Technische maatregelen, Organisatorische maatregelen en Persoonlijke beschermingsmiddelen).
  • Etikettering door de leverancier en bij ompakken of mengen door de werkgever.
  • Aandacht voor bijzondere groepen zoals jeugdigen en zwangeren.
  • Zorgen voor voorlichting, onderricht en toezicht.
  • Periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek (PAGO).

Dit alles vormt samen de basis van het gevaarlijke stoffen beleid wat bestaat uit vier stappen:

  1. Inventariseren
  2. Beoordelen
  3. Maatregelen nemen
  4. Borgen

Een praktisch hulpmiddel om te toetsen of je op de goede weg bent is de Zelfinspectie gevaarlijke stoffen van de Inspectie SZW en ook de Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne heeft een handig hulpmiddel ontwikkeld voor preventiemedewerkers: Voorkom beroepsziekten door gevaarlijke stoffen, Tips en tools voor preventiemedewerkers. 

1. Inventariseren

Dit is de moeilijkste stap en tevens de basis voor de rest van het beleid. Bij de inventarisatie moeten alle gevaarlijke stoffen in kaart worden gebracht die een risico kunnen vormen voor de veiligheid en gezondheid van medewerkers. Denk hierbij aan stoffen die worden gebruikt, stoffen die worden gemaakt maar ook aan stoffen die ontstaan tijdens het werk zoals lasrook. Dit valt onder de verplichting van de RI&E en wordt nader uitgewerkt in een verdiepend onderzoek naar de blootstelling aan gevaarlijke stoffen, een verdiepende RI&E. 

Hierbij moet tevens specifiek aandacht zijn voor de registratie van CMR-stoffen en een onderbouwing van het gebruik hiervan wanneer deze stoffen niet  vervangbaar zijn door minder schadelijke stoffen. Ook moet worden vastgesteld op welke manier medewerkers worden blootgesteld, via de huid, de luchtwegen en/of de spijsvertering.

De aangewezen gecertificeerde kerndeskundige hiervoor is de arbeidshygiënist. In deze inventarisatie moeten de specifieke risico’s van de stof in kaart worden gebracht zoals bijvoorbeeld irriterend, mutageen of reproductietoxisch en ook de grenswaarden via de ademhaling en via de huid indien deze bekend zijn.

Tenslotte is het van belang om na te gaan of de stoffen staan op de autorisatielijst: stoffen die u niet mag gebruiken, behalve als er voor een bepaald gebruik een autorisatie is verkregen. Of op de restrictielijst: stoffen waarvoor restricties gelden; alle bedrijven in de EU die zo’n stof gebruiken.

2. Beoordelen

Om de risico’s goed in kaart te kunnen brengen is het van belang om te weten wat het  blootstellingsniveau is. Dit is een waarde die aangeeft in welke mate werknemers de gevaarlijke stof binnenkrijgen. Deze waarde bestaat uit twee componenten: de dosis gevaarlijke stof waaraan een werknemer wordt blootgesteld en hoe vaak en hoe lang de blootstelling plaatsvindt, dus blootstellingsniveau x blootstellingstijd. Het blootstellingsniveau kan bijvoorbeeld worden vastgesteld door het daadwerkelijk meten van de blootstelling. Hiervoor zijn specifieke meetmethoden vastgesteld of door gebruik te maken van een kwantitatieve schattingsmethode. Wanneer het blootstellingniveau is vastgesteld kan het worden getoetst aan de grenswaarden. De arbeidshygiënist kan hierbij helpen. Aanvullend op de beoordeling kan ook meteen een periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek (PAGO) worden aangeboden aan de medewerkers die worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen. 

Elke medewerker heeft recht op een PAGO in het kader van blootstelling aan gevaarlijke stoffen. De inhoud en de frequentie van het onderzoek hangen af van de risico’s die de medewerkers lopen. De bedrijfsarts kan hierover op basis van de RI&E adviseren. De werkgever is verplicht een PAGO aan te bieden, maar werknemers zijn niet verplicht om gebruik te maken van het PAGO.

Ook moet elke nieuwe medewerker een arbeidsgezondheidskundig onderzoek aangeboden krijgen die voor de eerste keer kan worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen. Het onderzoek moet gebeuren vóórdat de werknemer begint aan de werkzaamheden met gevaarlijke stoffen. Het onderzoek moet gericht zijn op de specifieke risico’s van de stoffen waar de medewerker aan kan worden blootgesteld. 

De Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB) en de NVvA hebben een hiervoor een Addendum Leidraad preventief medisch onderzoek van werkenden bij blootstelling aan gevaarlijke stoffen ontwikkeld. Ook de analyse van het verzuim door de bedrijfsarts kan een belangrijke bijdrage leveren.

3. Maatregelen nemen

Bij de aanpak van de blootstelling aan gevaarlijke stoffen is de STOP strategie het belangrijkste uitgangspunt. Dit betekent dat je de maatregelen in de juiste volgorde toepast. Hierbij staat de aanpak aan de bron in de vorm van Substitutie met stip op nummer 1! Zeker wanneer het gaat om kankerverwekkende en mutagene stoffen. Als er geen goede reden is moeten deze stoffen altijd worden vervangen door minder schadelijke stoffen. Substitutie houdt in dat als eerste wordt bepaald of de gevaarlijke stof vervangen kan worden door een stof die geen risico’s oplevert voor de veiligheid en gezondheid van medewerkers. 

Is dit echt niet mogelijk, dan volgt niveau twee: welke Technische maatregelen kunnen worden genomen om blootstelling te voorkomen of te beperken, denk hierbij aan een gesloten systeem of bronafzuiging. 

Niveau drie is het nemen van Organisatorische maatregelen. Organiseer het werk zo dat zo min mogelijk medewerkers in aanraking kunnen komen met de gevaarlijke stof. Voor de medewerkers die hier wel mee in aanraking komen kan de blootstellingsduur worden verkorten, bijvoorbeeld door taakroulatie.

Niveau vier staat voor het dragen van Persoonlijke beschermingsmiddelen, PBM’s. 

Voor CRM-stoffen geldt dat geregistreerd moet worden welke medewerkers hieraan worden blootgesteld. Het heeft de voorkeur om deze gegevens ook op te slaan in het medisch dossier van de betreffende medewerker. Medewerkers hebben hierop inzagerecht conform de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en moeten minimaal 40 jaar worden bewaard.

Nadenken over passende maatregelen vraagt als eerste om gezond verstand, de Inspectie SZW geeft hiervoor een overzicht met praktische aandachtspunten.

4. Borgen

Belangrijk is dat geëvalueerd wordt dat maatregelen effectief zijn. Zorg er daarom in elk geval voor dat er structureel een PAGO wordt aangeboden aan alle medewerkers die bloot worden gesteld aan gevaarlijke stoffen. Daarnaast zijn veranderingen vaak aan de orde van de dag. Bij elke verandering is het belangrijk om na te gaan of de genomen maatregelen  nog voldoende zijn. Voorbeelden van interne veranderingen zijn nieuwe medewerkers, werken met zzp’ers of uitzendkrachten of het maken van een nieuw product.

Voorbeelden van externe veranderingen zijn de herziening van het veiligheidsinformatieblad (VIB) van een gevaarlijke stof of de aanpassing van de grenswaarden van een stof. Veranderingen kunnen nieuwe risico’s opleveren waardoor er nieuwe/andere maatregelen moeten worden genomen. Het is daarom verstandig om het beleid actueel te houden door minimaal één keer per jaar de alles rondom gevaarlijke stoffen in het bedrijf te checken. Besteed hierbij ook specifiek aandacht aan procedures rondom onderhoud van technische voorzieningen en de schoonmaak.

Dan is er de verplichting rond goede voorlichting en instructie over risico’s en maatregelen aan medewerkers die blootgesteld kunnen worden aan gevaarlijke stoffen. Belangrijk is dat alle medewerkers weten hoe zij veilig moeten werken met gevaarlijke stoffen. Dit vraagt speciale aandacht voor bijzondere groepen in het bedrijf zoals bijvoorbeeld tijdelijke krachten en medewerkers die de Nederlandse taal niet beheersen. Daarnaast lopen zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven soms extra risico. Ook hier moet aandacht voor zijn. 

In het kader van bewustwording heeft NAPO een aantal relevante filmpjes ontwikkeld rond blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Ze zijn te vinden via de onderstaande links.

https://www.napofilm.net/nl/napos-films/napo-dust-work/explosive-mix-napo-dust-work

https://www.napofilm.net/nl/napos-films/napo-dust-work/wood-dust-napo-dust-work

https://www.napofilm.net/nl/napos-films/napo-danger-chemicals

Naast voorlichting is ook dagelijks toezicht op de werkvloer belangrijk. Denk hierbij aan het nagaan of werknemers werken volgens de veiligheidsinstructies en of ze de persoonlijke beschermingsmiddelen juist gebruiken, onderhouden en reinigen.

Mocht er toch iets misgaan dan is een passende BHV-organisatie van het grootste belang. Deze moet zijn afgestemd op de risico’s die aanwezig zijn door de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen. Dit is zowel van belang in het kader van ontruiming en blusmethodes als het geven van passende hulp aan de slachtoffers.  

Blootstelling aan gevaarlijke stoffen: elf vragen

  1. Wordt onnodig gebruik van gevaarlijke stoffen voorkomen?
  2. Is er een registratie van medewerkers die worden blootgesteld aan CMR-stoffen?
  3. Bekijk het huidige register van gevaarlijke stoffen, voldoet het aan alle eisen?
  4. Zijn op alle afdelingen binnen het bedrijf de risico’s van de gevaarlijke stoffen bekend en zijn de juiste maatregelen genomen?
  5. Is de STOP strategie het uitgangspunt van de maatregelen?
  6. Zijn medewerkers op de hoogte van de belangrijkste regels en procedures?
  7. Is de toezicht op de naleving hiervan op orde?
  8. Is er specifiek aandacht voor procedures rondom onderhoud van technische voorzieningen en de schoonmaak?
  9. Krijgen medewerkers die blootstaan aan gevaarlijke stoffen een PAGO aangeboden?
  10. Worden er niet onnodig gevaarlijke stoffen of restproducten bewaard?
  11. Worden de PBM’s volgens de regels gebruikt en onderhouden?

Ga over bovenstaande vragen in gesprek met de OR en versterk elkaars invloed om de blootstelling aan gevaarlijke stoffen te voorkomen of te verminderen.

 

Gezondheidsmanagement