Taakstraf en geldboete voor verantwoordelijken asbestongeval

De rechtbank oordeelt dat het bedrijf en de leidinggevende schuld hebben aan het zware letsel dat de medewerker opliep. Het bedrijf is verantwoordelijk voor het veiligheidsbeleid en daarmee voor de veiligheid van werknemers.

Een Limburgse asbestsaneerder is volgens de rechtbank verantwoordelijk voor een noodlottig ongeval, waarbij één van zijn medewerkers ernstige verwondingen opliep, waar hij later aan overleed. Het bedrijf moet een boete van 30.000 euro betalen, waarvan de helft voorwaardelijk. Een leidinggevende van het asbestbedrijf kreeg een taakstraf van 80 uur, waarvan 20 uur voorwaardelijk.

In mei 2018 verrichte het asbestsaneringsbedrijf werkzaamheden aan een loods in Berkel-Enschot. Twee medewerkers gingen het dak op via een ladder. In het midden van het dak zakte één van de werknemers door het nokstuk. Hij kwam vijf meter lager terecht op een betonnen vloer. De medewerker liep daarbij ernstige verwondingen op aan onder meer zijn hoofd. Het slachtoffer lag een poos in coma en kwam daarna in een blijvende toestand van bedlegerigheid en hulpbehoevendheid. Ondanks dat het ongeval tot de dood van het slachtoffer leidde, is er volgens de rechtbank geen sprake van dood door schuld. Gelet op zijn uitzichtloze situatie heeft het slachtoffer zelf verzocht te sterven.

Veiligheidsvoorzieningen

De rechtbank oordeelt dat het bedrijf en de leidinggevende schuld hebben aan het zware letsel dat de medewerker opliep. Het bedrijf is verantwoordelijk voor het veiligheidsbeleid en daarmee voor de veiligheid van werknemers. De leidinggevende had kunnen en moeten voorkomen dat zijn bedrijf nalatig was. Het slachtoffer droeg weliswaar een harnas en had een valblok bij zich om zich te kunnen aanlijnen, maar deed dit uiteindelijk niet. In het werkplan was niet vermeld waar de twee medewerkers zich vast hadden moeten maken. Ook was geen toezicht aanwezig om te controleren of de mannen zichzelf wel aanlijnden. Verder waren op het dak geen leuningen aangebracht, was geen bordes en ook een werkvloer ontbrak. Het aanwezige valgevaar tijdens de werkzaamheden is evenmin tegengegaan door het aanbrengen van andere voorzieningen.

Door de schuld van het bedrijf en de leidinggevende was het slachtoffer vrijwel niet meer in staat tot enig zelfstandig handelen. De rechtbank realiseert zich dat een strafoplegging, in welke vorm of omvang dan ook, het leed van de nabestaanden niet ongedaan zal kunnen maken. Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank er verder rekening mee dat het bedrijf inmiddels niet meer actief is, dat geen omzet meer wordt gegenereerd en dat het besluit tot opheffing reeds is genomen.

Bron: De Rechtspraak

De praktijk