Niet-werkenden voelen zich minder gezond

Onder niet-werkzame personen komt de beoordeling ‘slecht’ of ‘uitstekend’ vaker voor dan bij werkenden. Bij de werkenden is de spreiding over de verschillende categorieën minder en ligt het gemiddelde hoger. 90 procent van de werkenden beoordeelt de eigen gezondheid als goed of uitstekend.

Werkende Nederlanders voelen zich over het algemeen gezonder dan mensen zonder betaald werk. Dat blijkt uit een langlopend gezondheidsonderzoek in combinatie met CBS-data over de positie van mensen op de arbeidsmarkt. Personen zonder werk ervaren vaker een achteruitgang in gezondheid dan mensen met werk. Van de mensen die aanvankelijk hun gezondheid als ‘heel goed’ of ‘uitstekend’ bestempelden, rapporteerden de niet-werkenden vaker een verslechtering.

Voor het onderzoek van het CBS over de periode 2007-2017, bekostigd door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, is een groep mensen gedurende een langere periode gevolgd. Zo kon er beoordeeld worden of mensen die minder gezond zijn moeilijker aan het werk komen, of dat de ervaren gezondheid wordt beïnvloed door wel of niet werken. Daarbij zijn gegevens van LifeLines, een langlopend gezondheidsonderzoek onder inwoners van Groningen, Friesland en Drenthe, gecombineerd met CBS-data over de positie van deze personen op de arbeidsmarkt.

Werkenden stabieler
Onder niet-werkzame personen komt de beoordeling ‘slecht’ of ‘uitstekend’ vaker voor dan bij werkenden. Bij de werkenden is de spreiding over de verschillende categorieën minder en ligt het gemiddelde hoger. 90 procent van de werkenden beoordeelt de eigen gezondheid als goed of uitstekend. Van degenen zonder werk zegt 76 procent een goede tot uitstekende gezondheid te hebben. Op de schaal van 1 tot 5 bedraagt de gemiddelde score van werkenden 3,4, tegenover 3,0 van de niet-werkenden.

Het onderzoek is uitgevoerd op basis van gegevens over ongeveer 112 duizend personen die in beide bronnen voorkomen. Zij rapporteerden zelf over hun gezondheid. De onderzochte personen waren zowel aan het begin als aan het einde van de onderzoeksperiode tussen de 20 en de 65 jaar. De onderzochte periode was niet voor iedereen even lang, maar varieerde van twee tot tien jaar.

Personen zonder werk ervaren vaker een achteruitgang in gezondheid dan mensen met werk. Van de niet-werkenden die aanvankelijk hun gezondheid als ‘heel goed’ of ‘uitstekend’ bestempelden, rapporteerde 60 procent gedurende de onderzochte periode een verslechtering. Bij de werkenden lag dit percentage op 55.

Baanzekerheid
Ruim 40 procent van de personen die niet werken en hun gezondheid als uitstekend beoordelen, heeft in de onderzochte periode betaald werk gevonden. Van de personen zonder werk die hun gezondheid als slecht beschouwen is dat 7 procent. Flexwerkers ervaren hun gezondheid even vaak als ‘goed’ of ‘uitstekend’ als mensen met een vast contract. Van personen met een vast contract was 6 procent aan het einde van de onderzochte periode niet meer werkzaam, van degenen met een flexibele baan was dat 15 procent. Daarbij maakte het uit hoe gezond de onderzochte personen waren. Gezondere personen kwamen minder vaak zonder werk te zitten.

De kans om een baan te vinden of te verliezen hangt ook samen met tal van andere kenmerken zoals geslacht, leeftijd, opleidingsniveau en beroepsklasse. Ook de ervaren gezondheid verschilt voor deze kenmerken. Vrouwen, laagopgeleiden en ouderen geven vaker aan een slechtere gezondheid te hebben dan mannen, middelbaar en hoogopgeleiden en jongeren. Ook als rekening wordt gehouden met al deze kenmerken, blijft overeind dat ervaren gezondheid samenhangt met de kans op het vinden of juist verliezen van een baan.

Bron: CBS

Gezondheidsmanagement