Vijf redenen voor biologische monitoring

Biologische monitoring: 5 redenen om het in te zetten

Biologische monitoring biedt veel extra mogelijkheden bij het uitvoeren van onderzoek naar blootstelling aan gevaarlijke stoffen op de werkvloer. Toch wordt het in veel bedrijven (nog) niet op grote schaal ingezet. Maakt onbekend ook onbemind? Wat zijn de mogelijkheden? Plus enkele tips voor in de praktijk.

Biologische monitoring is het meten van (chemische) stoffen in biologische media zoals bloed en urine. In grote lijnen wordt onderscheid gemaakt tussen het meten van blootstelling enerzijds (denk aan de blaastest van de politie naar de hoeveelheid alcohol in je bloed na een paar alcoholische consumpties) en het meten van effect anderzijds (denk aan afwijkende bloedwaarden als gevolg van een slecht werkende lever).

Als we het over biologische monitoring – ook wel biomonitoring – op de werkplek hebben, dan gaat het meestal om het meten van blootstelling aan gevaarlijke stoffen in bloed of urine. Soms kan de blootstelling ook bepaald worden via het meten van uitademingslucht of bijvoorbeeld haren en nagels.

Wanneer kan je biologische monitoring inzetten?
Biomonitoring kan worden ingezet voor een groot aantal stoffen, maar niet voor iedere stof. Om te beginnen moeten de eigenschappen van de stof en het gedrag in het lichaam zich hiervoor lenen. Zo moet een stof zich goed kunnen verspreiden in het lichaam, niet te snel worden afgebroken en uitgescheiden, en moet de afbraakroute (het metabolisme) bekend zijn.

Daarnaast kan het zijn dat er verstorende factoren zijn die de meting negatief kunnen beïnvloeden. Denk aan inname van dezelfde stof via bijvoorbeeld dieet (zware metalen in zeevis), verstoring door roken, medicijnen of hobby’s waarbij blootstelling aan dezelfde stof ook kan plaatsvinden. Ook belangrijk is een betrouwbare analysemethode en een laboratorium dat goed werk levert. Gelukkig staan bovenstaande faalfactoren vaak per stof beschreven en kun je hier rekening mee houden in je onderzoek.  

Tenslotte is de beschikbaarheid van een biologische grenswaarde of een andere goede referentiewaarde noodzakelijk om de gemeten blootstelling aan te kunnen toetsen. In Nederland worden geen biologische grenswaarden afgeleid, maar in Duitsland en de VS zijn er tientallen beschikbaar die ook in Nederland prima toepasbaar zijn. In de Nederlandse praktijk wordt biologische monitoring voornamelijk voor oplosmiddelen (o.a. benzeen, tolueen, xyleen, styreen) en metalen (o.a. lood, cadmium, kwik, arseen) vaak toegepast.

Hoe vaak moet je bloed of urine analyseren doen om goed te kunnen monitoren?
De frequentie is geen vaststaand iets en kan samenhangen met bijvoorbeeld het gemeten blootstellingsniveau (laag: bijvoorbeeld 2-jaarlijks, hoog: bijvoorbeeld jaarlijks), de frequentie waarmee PMO wordt uitgevoerd of voorkeuren van het bedrijf.

Overigens kan je biologische monitoring ook toepassen binnen een eenmalig onderzoek, net zoals wanneer je eenmalig luchtmetingen uitvoert. Er hoeft dus niet perse een herhaling plaats te vinden. Dat is alleen zinvol als je een soort trend in de tijd wilt bepalen.

Vijf redenen om aan de slag te gaan met biologische monitoring
 

  1. Verschillende routes van blootstelling: Sommige stoffen worden zowel via inhalatie als via de huid opgenomen en mogelijk ook tijdens diverse werkzaamheden met dezelfde stof in verschillende chemische producten per werkdag (gecombineerde blootstelling). Met biologische metingen kun je de som van dit alles meten in één monster.
  2. Werkelijke blootstelling: Binnen veel bedrijven worden PBM (handschoenen, adembescherming, beschermende kleding) gebruikt tijdens diverse werkzaamheden. Het doel hiervan is om de werknemer te beschermen. Of deze bescherming ook doeltreffend is en blootstelling voorkomt, kan met biologische metingen worden aangetoond. Met biomonitoring wordt immers alleen de werkelijk opgenomen dosis van een stof gemeten.
  3. Terug in de tijd: Biologische metingen geven inzicht in de blootstelling over de voorgaande uren, dagen of soms zelfs weken. In geval van incidenten met chemische stoffen, waarvan vrijwel nooit gegevens over de luchtconcentratie van een stof ten tijde van het incident bekend zijn, kan een biologische meting soms wel uitsluitsel bieden over de hoogte van de blootstelling.
  4. Opsporen van onverwachte bronnen: Tonen luchtmetingen aan dat de blootstelling onder controle is en lijkt het verdere beheersregime op orde? Dan kunnen biologische metingen ingezet worden als controle. Als desondanks toch blijkt dat er sprake is van verhoogde waarden van een stof in bloed of urine, dan kan dit wijzen op andere bronnen van blootstelling. Denk bijvoorbeeld aan onvoldoende hygiëne, incorrect gebruik van werkkleding of andere onverwachte zaken.
  5. Goedkoop en eenvoudig: In vergelijking met luchtmetingen zijn de analysekosten voor biologische metingen vaak lager. Daarnaast kan de preventiemedewerker een rol spelen in het uitvoeren van biologische metingen.

Onbekend maakt onbemind
Als er zoveel voordelen zijn, waarom is biologische monitoring dan nog niet de standaard in veel bedrijven? Wellicht speelt koudwatervrees hier een rol in. Veel preventiemedewerkers of andere arbodeskundigen hebben wellicht niet eerder ervaring opgedaan met deze manier van meten.

Een aanknopingspunt om aan de slag te gaan met biologische monitoring is de koppeling met Periodiek Medisch Onderzoek (PMO) dat in veel bedrijven reeds wordt uitgevoerd. Praat hier eens verder over met de bedrijfsarts of arbeidshygiënist binnen je bedrijf.

Valkuilen van biologische monitoring
Ben je enthousiast geworden en overweeg je biologische monitoring in te zetten? Neem onderstaande tips dan nog even goed door om het tot een succes te maken:

  • Ken je grenzen, biologische monitoring is niet altijd toepasbaar en geen volledige vervanging van bijvoorbeeld luchtmetingen. Bekijk bij iedere nieuwe situatie wat het voor je kan betekenen;

  • Licht mensen vooraf goed in, medewerkers verwarren biologische blootstellingsmetingen weleens met metingen die de bedrijfsarts uitvoert naar hun gezondheidstoestand of drugstesten. Wijs erop dat je alleen de blootstelling aan een stof meet;

  • Rapporteer anoniem (niet anders dan bij het uitvoeren van luchtmetingen) en overweeg de individuele uitslag desgewenst per brief via de bedrijfsarts te communiceren;

  • Besteed extra aandacht aan de kwaliteitsborging, onder andere door je vooraf goed te verdiepen in bijvoorbeeld verstorende factoren en neem een controlegroep (bijvoorbeeld kantoormedewerkers) mee in je onderzoek.

Gezondheidsmanagement